Normen maken gebouwen slimmer

Over het nut van normen bij gebouwautomatisering


Met slimme apparaten kun je gebouwen beter laten ‘presteren’, bijvoorbeeld op het gebied van energieverbruik. Maar die systemen staan niet op zichzelf, benadrukt Dennis Verschoor van AYYA – Automation. De verwevenheid met andere onderdelen van een gebouw en de wijdere omgeving is wat hem betreft evident. Met normen kun je dat goed tot uitdrukking brengen.

Door Michiel G.J. Smit

Het klinkt goed, een smart building. Maar wat is het eigenlijk? ’Het antwoord is niet eenduidig want er zijn verschillende definities in omloop en verschillende opvattingen over de invulling ervan’, zegt Dennis Verschoor. Hij is directeur-eigenaar van AYYA – Automation en is daarnaast actief op het gebied van normontwikkeling rond gebouwautomatisering. Op Nederlands niveau bij de NEN normcommissie Smart buildings; op Europees niveau als ‘convenor’ (vergelijkbaar met voorzitter) bij de Europese werkgroep CEN/TC247 WG7 – Building Management. Ook geeft hij les voor branchevereniging TVVL over gebouwautomatisering. ‘Maar voor mij is het duidelijk waar het over zou moeten gaan en we hebben er bij de Europese normcommissie ook een weloverwogen definitie voor ontwikkeld voor een smart building. Die is breed ingestoken en rust op drie pilaren. Ten eerste: het biedt de door de eigenaar voorziene functies, die tijdens de levensduur kunnen worden aangepast aan de door de gebruiker(s) gewenste functies. Ten tweede: het wint de energie terug die nodig is voor de realisatie gedurende de volledige levensduur van het gebouw. En ten derde: de structurele en infrastructurele onderdelen kunnen volledig worden hergebruikt of gerecycled voor nieuwe gebouwen, of als grondstof voor andere doeleinden.

Brede definitie

Het is niet voor niets dat Dennis zich thuis voelt bij het brede karakter van deze definitie. ‘Met geavanceerde apparaten alleen kun je weinig uitrichten. Ze moeten een integraal onderdeel van alle onderdelen en systemen in en rond een gebouw vormen. Het gaat dan niet alleen om de toegepaste installaties en bouwmaterialen, maar ook over het ontwerp van een gebouw. Als er bijvoorbeeld een grote glazen gevel in het gebouw zit, dan is het in energetisch opzicht verstandig als het gebouw ‘weet’ hoe die is georiënteerd. Want daarmee ontstaan interessante mogelijkheden om de warmte die wordt opgevangen te benutten. En daar kunnen slimme systemen een nuttige rol vervullen. Maar het gaat zelfs verder dan het gebouw zelf; ook de omgeving is relevant. Een simpel voorbeeld: als het gebouw op een “urban heat island” ligt (een versteend stedelijk gebied met verhoogde temperaturen in de zomer, red.), dan heeft dat gevolgen voor het energieverbruik en daar moet het gebouw op kunnen reageren.’

Verbeteren van binnenklimaat, energiebesparing en het terugdringen van CO2-uitstoot zijn de idealistische drijfveren om met het concept van smart buildings aan de slag te gaan. ‘En met energiebesparing zul je ook geld besparen’, zegt Dennis. ‘Toegespitst op het aanbrengen van slimme besturing is de investering al terugverdiend ruim voordat de technische levensduur ervan verstreken is. Het is kortom ook een manier om geld te besparen en dat maakt het dubbel zinvol voor eigenaren om te investeren. Het enige wat ertussen staat is eigenlijk gebrek aan adequate kennis en informatie. En dat is ook precies de reden dat ik me gepassioneerd inzet voor kennisdeling en -ontwikkeling op dit vlak.’

Als er een goede businesscase onder ligt en kennis delen de focus is, waarom zou je je dan nog bezighouden met normontwikkeling om gewenst gedrag af te dwingen? ‘Wat mij betreft is het een denkfout om normen en standaarden louter te zien als instrument om gewenst gedrag af te dwingen’, zegt de gebouwautomatiseerder. ‘Ik zie primair een heel andere werking van normen. Het is gewoonweg handig om ze als kwaliteitsstandaard te hanteren want het voorkomt dat je elke keer opnieuw iets nieuws gaat bedenken. Er kunnen beleidsambities zijn met een verplichtend karakter, maar dat is een bestuurlijke keuze. Normen zijn er om die ambities te objectiveren en onderling vergelijkbaar te maken.’

EPBD-IV en GACS

Laten we eens een beleidsambitie bij de kop pakken om te zien hoe de rol en positie van normontwikkeling daarin is: de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Op 8 mei jongstleden werd hier een vierde, herziene editie van uitgebracht met aangescherpte richtlijnen. Deze Europese richtlijn is bedoeld om grenzen vast te stellen waarbinnen lidstaten beleid moeten ontwikkelen dat invulling geeft aan afspraken die tussen de lidstaten zijn gemaakt. 

De formulering klinkt wat wollig maar niet zonder reden. Dennis: ‘Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de Europese richtlijn en de uitwerking ervan op het niveau van de lidstaten. De richtlijn zegt alleen: maak objectief meetbaar beleid om de afgesproken besparingsambities te realiseren. Daar is als hulpmiddel onder andere de Smart Readiness Indicator (SRI) aan toegevoegd om te bepalen in hoeverre een gebouw uitgerust is met slimme toepassingen conform GACS-regelgeving (Gebouwautomatiserings- en Controlesysteem, red.). Over de verdere invulling zeggen de EPDB en de SRI niets. En dus zie je verschillende uitwerkingen in de lidstaten. In Nederland wordt voor een GACS bijvoorbeeld efficiëntieklasse C voorgeschreven maar in Portugal leggen ze de lat hoger en schrijven ze gewoon klasse A voor. Sowieso loopt Nederland bepaald niet in de voorste gelederen op dit gebied. In algemene zin loopt Frankrijk voorop.’ 

Het nut en de rol van 

normen

Waar de EPBD-IV vooral Europese ambities rond energiebesparing in gebouwen vaststelt , is de NEN-EN-ISO 52120-1 ‘Energieprestatie van gebouwen – Bijdrage van gebouwautomatisering en -regelingen en gebouwbeheer’ vooral een methode om de slimme functies in gebouwen te koppelen aan een betere energieprestatie . De welbekende energie labels (EPC) gaan hier op termijn ook door beïnvloed worden, en die worden op hun beurt ook in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) verplichtend voorgeschreven als bepalingsmethode. Dennis: ‘Nederland heeft in diverse wetten en regels afgesproken dat we met deze ontwerp- en controlemethodiek (NEN-EN-ISO 52120-1) werken; een alternatief is er niet. Maar zoals gezegd: zie het niet als een verplichting maar als een hulpmiddel om bij te dragen aan energiebesparing van gebouwen. En in bredere zin: om deze planeet minstens zo “schoon” achter te laten als we deze aantroffen. Om dat verstandig te doen moet de informatie-uitwisseling en kennis op orde zijn. Want als mensen de gevolgen van hun beslissingen overzien, brengt dat de doelstellingen voor smart buildings dichterbij. Normontwikkeling is daarbij een onmisbare bouwsteen.’

Blijf op de hoogte
Scroll naar boven