De vernieuwde ISSO-publicatie 57 bevat de bepalingsmethode voor het berekenen van het te installeren vermogen in ruimtes met een hoogte van meer dan vier meter. Deze actuele kennis is essentieel voor ontwerpers die warmteverliesberekeningen maken voor industriële ruimtes en hoge ruimtes in utiliteitsgebouwen. De methode is geschikt voor zowel nieuwbouw als voor renovatie of vervanging van verwarmingsinstallaties.
De methode in deze publicatie geldt voor zowel de direct gestookte verwarmingssystemen als de indirect gestookte verwarmingssystemen die beiden regelmatig in hoge ruimtes worden toegepast. Wel maakt de berekeningsmethode onderscheid in gebouwen die voldoen aan de (nieuwbouw) eisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en bestaande gebouwen die niet aan deze eisen voldoen.
Overdimensionering tegengaan
“Het aanpassen van de warmteverliesberekening was noodzakelijk om een paar dringende redenen”, vertelt Jos de Leeuw, projectcoördinator bij ISSO. “In de eerste plaats doordat sinds ongeveer 2015 de voorgeschreven isolatiewaardes fors zijn toegenomen. Daarnaast kregen we steeds vaker terugkoppeling vanuit de praktijk dat het wel wat minder kan met de toeslagen die ontwerpers bij de berekeningen moesten hanteren. Zowel ontwerpers als de mensen in de uitvoering merkten dat door al die toeslagen overdimensionering meer en meer op de loer lag of in de praktijk vaker voorkwam.”
Specifiek voor hoge ruimtes
In industriële ruimtes en hoge ruimtes in utiliteitsgebouwen past men vaak andere systemen toe voor verwarming en ventilatie dan in gewone utiliteitsgebouwen. Hoge ruimtes, zoals atria of vides, maar ook gebouwen als sporthallen, of bouwmarkten lijken qua bouwwijze en toegepaste systemen meer op industriële gebouwen. Daarom moet we deze ruimtes, bij het bepalen van de warmteverliesberekening, ook meer als zodanig behandelen. Wel is in de publicatie voor de berekeningsmethode in een aantal (sub)paragrafen onderscheid gemaakt in utiliteitsbouw en industrie.
Samenstelling rekenmethode
In de berekeningsmethode moet men een methode volgen die uit vijf componenten is samengesteld:
• Warmteverlies door transmissie;
• Warmteverlies door buitenluchttoetreding;
• Toeslag voor discontinu gebruik;
• Reductie door constant aanwezige interne warmtelasten;
• Doorvoer/toevoer materialen met een andere temperatuur.
Vervolgens bestaat het vermogen dat men in een ruimte moet opstellen uit de volgende bijdragen:
• Het transmissiewarmteverlies;
• Het ventilatiewarmteverlies;
• Eventuele toeslagen voor discontinu bedrijf en/of doorvoer of invoer van materialen met een afwijkende temperatuur.
Voor alle andere (industriële) ruimtes met een hoogte minder dan vier meter moet men ISSO-publicatie 53 gebruiken. Deze publicatie bevat de rekenmethode voor de warmteverliesberekening voor alle ruimtes tot 4 meter die met radiatoren, convectoren en/of vloerverwarming worden verwarmd.