Mede door de flink gestegen energieprijzen in 2021 en 2022 moesten we als land extra betalen aan het buitenland om dezelfde hoeveelheid goederen en diensten te kunnen importeren. In twee jaar tijd bedraagt dit zogeheten ruilvoetverlies als gevolg van de hogere energierekening bijna 2% van het nationaal inkomen, dat is ongeveer 17 miljard euro (in lopende prijzen). Dit inkomensverlies slaat neer bij zowel bedrijven als werkenden. Hoe deze rekening onderling wordt verdeeld, is een zaak van de overheid en sociale partners.
Verslechtering van de ruilvoet door stijging import- t.o.v. exportprijzen
Voor de open Nederlandse economie is het van belang hoe de prijzen van onze import- en exportgoederen zich ontwikkelen. Mede door de flink gestegen energieprijzen in 2021 en 2022 is de invoer gemiddeld sterker in prijs gestegen dan de uitvoer. Dit komt doordat Nederland per saldo energie uit het buitenland moet halen. Dit is terug te zien in de ontwikkeling van de zogenoemde ruilvoet. Die geeft voor een bepaald jaar de verhouding weer tussen de gemiddelde prijzen van uitvoer en invoer. Als de invoerprijzen van goederen en diensten sneller stijgen dan de uitvoerprijzen, daalt de ruilvoet. Dit was zowel in 2021 als in 2022 het geval. De ruilvoet verslechterde met respectievelijk 1,7% en 2,9% ten opzichte van het jaar ervoor.
Daling van de ruilvoet leidt tot nationaal inkomensverlies
De verslechtering van de ruilvoet heeft een negatief effect op het totale inkomen van Nederland, en dus op de bestedingen die ermee gedaan kunnen worden. Vooral bij energie ligt de hoeveelheid invoer op korte termijn relatief vast. Wanneer de prijs daarvan stijgt moet per saldo een groter deel van het inkomen aan het buitenland worden betaald en blijft er minder inkomen over voor binnenlandse consumptie. Om dit inkomensverlies (gemeten ten opzichte van het bbp) te berekenen, nemen we aan dat de hoeveelheid geïmporteerde goederen, waaronder energie, onveranderd blijft. Met andere woorden, dit geeft aan hoeveel we als land extra zouden moeten betalen als gevolg van de hogere invoerprijzen, om dezelfde hoeveelheid goederen en diensten te kunnen afnemen. Zowel in 2021 als in 2022 was dit inkomenseffect van de ruilvoet negatief; het bedroeg in die jaren respectievelijk −0,6% en −0,7% van het bbp (Figuur 1). De bijdrage van energie aan dit ruilvoeteffect was aanzienlijk en bedroeg −1%-punt van het bbp in 2021 en −0,8%-punt in 2022. Het uiteindelijke, werkelijke verlies kan meevallen omdat de hoeveelheden van de verhandelde goederen en diensten op den duur zullen reageren op prijsveranderingen.
Recent gedaalde energieprijzen kunnen zorgen voor ruilvoetwinst in 2023
De plotselinge stijging van de internationale energieprijzen ging gepaard met een inkomensverlies voor Nederland. In twee jaar tijd kost dit in beginsel bijna 2% van het nationaal inkomen. Een deel daarvan vangen Nederlandse bedrijven en consumenten op door efficiënter energieverbruik en het verhogen van de prijzen van andere uitgevoerde goederen. Het resterende deel van het verlies wordt door overheid, bedrijven en werkenden gedragen. Door de inmiddels weer gedaalde energieprijzen is te verwachten dat het ruilvoetverlies in 2023 ook weer kan omslaan in winst.