De MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het gaat hierbij om nieuwe kantoorgebouwen (groter dan 100 m²) en om nieuwbouwwoningen.
Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum grenswaarde van 1,0. Op 1 juli 2021 werd de milieuprestatie voor nieuwe woningen (niet voor kantoren) aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Het doel is om de eis stapsgewijs scherper te stellen en uiterlijk in 2030 te halveren.
Wat is de MPG?
De MPG is een belangrijke maatstaf voor de duurzaamheid van een gebouw. Hoe lager de MPG, hoe duurzamer het materiaalgebruik. De milieuprestatie van materialen van gebouwen zal een steeds belangrijkere factor worden in de totale milieubelasting van een gebouw. De MPG is een objectief hulpmiddel in het ontwerpproces en het kan gebruikt worden in een Programma van Eisen om het resultaat van een ontwerpproces vast te leggen.
Het toepassen van bijvoorbeeld gerecyclede vloerbedekking geeft een gebouw een duurzame uitstraling en is een belangrijk communicatiemiddel. Een MPG-berekening laat echter zien dat de duurzaamheid van de vloer onder de vloerbedekking een veel groter effect op de milieubelasting heeft.
Voor welke gebouwen moet u een milieuprestatieberekening uitvoeren?
- gebouw met een hoofdfunctie wonen of kantoor;
- nevenfuncties bij een kantoorgebouw.
Voor welke gebouwen hoeft u geen milieuprestatieberekening uit te voeren?
- kantoor dat deel uitmaakt van een gebouw met andere gebruiksfuncties dan een kantoorfunctie;
- gebouw met een instandhoudingstermijn van ten hoogste 15 jaar op dezelfde locatie.
Milieubelasting berekenen
De milieubelasting van materialen kan worden uitgerekend. Hiervoor wordt een MPG-berekening gebruikt. Omdat de Energieprestatie Gebouwen (EPG) steeds lager wordt, wordt de MPG van een gebouw steeds belangrijker als maat voor de duurzaamheid. Een belangrijk aandachtspunt is dat maatregelen die gunstig zijn voor de EPG, ongunstig kunnen zijn voor de MPG en omgekeerd. Dikkere isolatie of zonnecellen verbeteren bijvoorbeeld de EPG, maar verslechteren de MPG. De milieubelasting van het produceren van een zonnecel is hoog en verhoogt daardoor de MPG. Omdat met een zonnecel elektriciteit wordt geproduceerd, wordt de EPG lager. Over de totale levensduur van een zonnecel, wordt genoeg energie opgewekt om de milieubelasting van de productie te compenseren.
Hoe reken je een MPG uit?
Om de milieubelasting van een enkel materiaal te bepalen, wordt een LevensCyclusAnalyse (LCA) uitgevoerd. De LCA moet wordt uitgevoerd door een gekwalificeerde deskundige. De LCA resulteert in 11 indicatoren voor de milieubelasting van een product. Deze 11 indicatoren worden samengevoegd tot één waarde: de schaduwkosten per eenheid van het product (kg, m3, m2 o.i.d.).
Het is niet nodig om steeds opnieuw een LCA van hetzelfde product/materiaal uit te voeren. Voor Nederland worden de kenmerken van materialen uit de LCA’s verzameld in de Nationale MilieuDatabase. Deze database wordt beheerd door de Stichting Nationale Milieudatabase (Stichting NMD). Een producent of leverancier moet er zelf voor zorgen dat een product in de NMD wordt opgenomen.
Rekenregels
De MPG van een gebouw is de som van de schaduwkosten van alle toegepaste materialen in een gebouw. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de materialen die worden vervangen tijdens de levensduur van het gebouw. De totale som wordt gedeeld door de levensduur en door het bruto vloeroppervlak van een gebouw. De MPG wordt vervolgens uitgedrukt in de schaduwkosten per vierkante meter bvo per jaar.
Om een MPG uit te rekenen, moet elk materiaal in een ontwerp worden geïdentificeerd en moet worden bepaald hoeveel er van wordt toegepast. Ondanks dat in de softwarepakketten veel met standaardproducten gewerkt kan worden, kost het goed uitrekenen van de MPG relatief veel tijd.
De rekenregels zijn gedefinieerd in de EN 15978. Programma’s waarmee u de MPG kan berekenen vindt u op Rekeninstrumenten – nationale milieudatabase.
Gebouwdelen die de grootste bijdrage aan de MPG leveren zijn gevels, vloeren en installaties. In totaal is dit vaak 60% tot 80% van de MPG. Een en ander kan echter sterk variëren, afhankelijk van de geometrie en het installatieconcept.
Levensduur van materialen
De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Voor het grootste deel is dit het materiaal dat nodig is om het gebouw te bouwen. Materialen worden echter ook onderhouden en vervangen gedurende de levensduur van een gebouw. Hoe vaak dit gebeurt, is afhankelijk van de functie van het materiaal. Installaties worden bijvoorbeeld een aantal keer gedurende de levensduur van een gebouw vervangen. Kozijnen en muren moeten periodiek worden geschilderd. Ook het type materiaal is belangrijk. Zo zal Europees naaldhout gemiddeld sneller vervangen moeten worden dan (tropisch) hardhout.
Materialen die langer mee gaan, hebben niet altijd een lagere milieubelasting. De totale milieubelasting is sterk afhankelijk van bijvoorbeeld toepassing, ontwerp en onderhoud. Bij een constructie in een gebouw kan de milieubelasting van tropisch hout hoger zijn dan van Europees naaldhout. Maar bij een damwand kan in verband met vervanging, de milieubelasting van tropisch hardhout over 30 jaar lager zijn dan van Europees naaldhout of staal.
De MPG berekent de milieubelasting van het gehele gebouw of gww-werk (grond-weg-water). Hierbij zijn de wijze van toepassing, levensduur en hergebruik (module D) bepalend voor de totale milieubelasting.
Schaduwkosten materiaal
Om de MPG overzichtelijk te houden, worden alle verschillende manieren waarop het milieu wordt belast samengevoegd in één waarde: de schaduwkosten van een materiaal. Dit zijn de kosten die gemaakt moeten worden om de schade aan het milieu, door het materiaalgebruik, ongedaan te maken. Voor een gebouw worden al deze kosten over de gehele levensduur opgeteld en gedeeld door de levensduur en de oppervlakte van het gebouw.
Duurzaamheidsconcepten en -instrumenten
MPG in duurzaamheidinstrumenten
De MPG maakt integraal onderdeel uit van belangrijke duurzaamheidinstrumenten. In Breeam-NL is de MPG-berekening opgenomen in MAT 1. In totaal kunnen met MAT 1 maximaal 8 credits worden behaald. De 8 credits worden verkregen als de schaduwprijs 60% onder de referentiewaarde ligt. Ook in het instrument GPR gebouw is de MPG integraal opgenomen. Het onderdeel milieu uit GPR gebouw bestaat voor 60% uit de MPG-berekening. De berekende MPG wordt vergeleken met de MPG van een gebouw die gebouwd is volgens een standaardniveau.
MPG in duurzaamheidconcepten
Bij ecologisch of biologisch bouwen is het uitgangspunt dat vooral natuurlijke, hernieuwbare materialen worden toegepast. Deze producten kunnen een lage milieubelasting hebben ten opzichte van alternatieven. Dit geldt bijvoorbeeld voor kozijnen van Europees naaldhout in vergelijking met aluminium kozijnen. Soms is de milieubelasting van deze materialen echter hoger dan van traditionele materialen. Zo is de milieubelasting van wol als isolatiemateriaal relatief hoog, vanwege de uitstoot van methaan door schapen.
Een MPG-berekening controleren
Om te controleren of een MPG-berekening goed is uitgevoerd, moet naar een aantal aspecten worden gekeken. Het is daarbij belangrijk om in ogenschouw te nemen welke aspecten de grootste bijdrage aan de MPG leveren. De MPG moet gecontroleerd worden aan de hand van de ontwerptekeningen, de oppervlaktestaat, de materialenstaat en de EPG-berekening.
Belangrijk en eenvoudig om te controleren zijn de gebruiksfunctie en het bruto vloeroppervlak van een gebouw. Daarnaast is het belangrijk om te controleren of voor alle gebouwonderdelen (voldoende) materialen zijn ingevoerd.
Invoer gedetailleerd controleren
Voor de gebouwdelen die normaliter de grootste bijdrage aan de MPG leveren, is het belangrijk om wat meer gedetailleerd de invoer te controleren. Dit zijn de volgende gebouwdelen:
- Gevels – controleer of de opbouw juist is ingevoerd, controleer tevens of de oppervlaktes van de dichte en open geveldelen juist zijn.
- Vloeren – controleer of de opbouw juist is ingevoerd: controleer tevens de oppervlaktes.
- Installatieconcept – controleer of alle ontworpen installaties aanwezig zijn en of bijvoorbeeld ook PV-cellen zijn ingevoerd.