Op 15 december bracht de Europese Commissie haar voorstel uit met een nieuwe doelstelling dat nieuwe gebouwen in de EU niet ‘bijna’ CO2-neutraal (BENG) maar helemaal CO2-neutraal moeten zijn. Dit is voorzien voor na 2030 en vanaf 2027 voor nieuwe openbare gebouwen. Tot 2030 blijft BENG de norm bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie en komt er een ondergrens voor het energielabel bestaande bouw.
In de Kamerbrief ‘EU-voorstel: Richtlijn betreffende energieprestaties van gebouwen (herziening) COM
(2021) 802’ van minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken lezen we dat de Europese Commissie stelt dat nieuwe gebouwen vanaf 2030 volledig emissievrij moeten zijn. Ook introduceert de Commissie eisen omtrent ventilatie, brandveiligheid, toegankelijkheid en circulair materiaalgebruik. Nieuwe overheidsgebouwen, zowel in eigendom als gehuurd, hebben een voorbeeldfunctie en moeten vanaf 2027 emissievrij zijn.
Voor bestaande gebouwen introduceert de Commissie minimum energieprestatie-eisen, met name voor de slechtst presterende gebouwen. Voor utiliteitsgebouwen en gebouwen van publieke instellingen voorziet men een verplichting van minimaal energielabel F in 2027 en minimaal label E in 2030. Voor woningen zal dit label F in 2030 en label E in 2033 zijn. Lidstaten worden opgeroepen om zelf aanvullende eisen te stellen voor andere jaartallen met het oog op een emissievrije gebouwvoorraad in 2050.
Voor ingrijpende renovaties van gebouwen of gebouwdelen geldt nog steeds dat er energieprestatie-eisen zijn voor zover dit technisch, functioneel en economisch haalbaar is, maar met nieuwe voorschriften voor klimaatadaptatie en asbestsanering. Cultureel erfgoed en monumenten zijn niet meer per definitie uitgezonderd van energieprestatie-eisen wanneer verduurzaming de cultuurhistorische waarde van het gebouw of het gebied niet aantast.
Reactie kabinet
Het kabinet vindt het voorstel om nieuwe gebouwen vanaf 2030 volledig emissievrij te laten zijn een positief ambitieuze standaard. Het jaartal 2030 biedt voor de meeste typen gebouwen ook voldoende tijd voor de markt om zich hierop voor te bereiden. Voor een aantal typen gebouwen, zoals hoogbouw of sommige vormen van maatschappelijk vastgoed, is het nog onduidelijk of er altijd voldaan kan worden aan de nieuwe norm. Het kabinet zal dit onder de aandacht brengen bij de Commissie en op basis van nader onderzoek bezien of uitzonderingen mogelijk moeten worden.
Het kabinet steunt verder de noodzaak voor de introductie van de minimum energieprestatie-eisen voor bestaande bouw. Normering om de slechtste energielabels uit te faseren is op termijn noodzakelijk en onvermijdelijk om de energietransitie in de gebouwde omgeving te laten slagen. Alle gebouwen dienen immers klimaatneutraal te zijn in 2050. Tegelijk acht het kabinet het niet aan de Commissie om hierop detailregelgeving te formuleren in deze fase. Het voorstel is op dit punt niet proportioneel, omdat het belangrijk is dat lidstaten voldoende flexibiliteit behouden om zelf invulling te kunnen geven aan minimumeisen zodat deze passen bij de nationale situatie.
Het kabinet is tot slot geen voorstander van het wijzigen van berekeningsmethode van de energieprestatie-eisen voor gebouwen (BENG), omdat dit naar verwachting leidt tot disproportioneel hoge kosten en grote veranderingen in de berekeningswijze en daarmee onzekerheid voor de markt. Het kabinet vindt dat de nadelen van een dergelijke stelselwijziging niet in verhouding staan tot de voordelen.