De huidige energiecrisis laat zien dat een betaalbare en betrouwbare energievoorziening van cruciaal belang is voor iedereen. Volgens het College van Rijksadviseurs hét moment om de aanleg van de nieuwe energiehoofdstructuur bepalend te maken voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. “Overbrug de kloof tussen energie en ruimte.”
“Zonder de samenhang met gebiedsontwikkeling komt de energietransitie niet van de grond.” Laurens de Vries was begin maart, na zijn benoeming tot hoogleraar Complex Energy Transitions aan de Technische Universiteit in Delft, al duidelijk. De samenhang tussen de energietransitie en het vakgebied van gebiedsontwikkeling moet beter. Anders komt er van de ambitieuze plannen helemaal niets terecht. “Energie en planologie zijn nu vaak nog behoorlijk gescheiden werelden en dat is in de praktijk lastig. De beperkingen van het energienetwerk moeten sterker worden meegenomen in gebiedsontwikkeling.”
Grote inrichtingsopgave
Het College van Rijksadviseurs (CRa) gaat in het eerder deze maand verschenen rapport Hefboom voor een schone toekomst nog een stap verder. Zij stellen dat een langetermijnvisie op de ruimtelijke inrichting van Nederland onlosmakelijk verbonden is met het robuust en toekomstbestendig investeren in de energie-infrastructuur. Hoogspanningsleidingen, -stations en ondergrondse buisleidingen moeten mee kunnen bewegen met de grote ruimtelijke veranderingen die deze eeuw gaan plaatsvinden.
Ergo: de aanleg van deze nieuwe energiehoofdstructuur moet bepalend worden voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Om deze manier van denken de komende tijd concreet vorm te kunnen geven, adviseert het CRa om de kloof tussen energie en ruimte te overbruggen. Volgens de Rijksadviseurs is het gat tussen de energiesector en de ruimtelijke ordening onverminderd groot, terwijl ze elkaar nodig hebben om verder te komen.
Landschap niet leeg
De energie-infrastructuur is volgens hen dan ook niet alleen een technische, maar tegelijk een ruimtelijke opgave die sterk ordenend is en richting geeft aan toekomstige (stedelijke) ontwikkelingen. “Daarnaast is het een grote inrichtingsopgave. Het landschap is niet leeg en niet zonder betekenis en veel andere functies vragen ook om ruimte. Bestaande waarden, landschappelijke structuren en kwaliteiten moeten daarom medebepalend zijn voor de plekken waar de energieproductie en -infrastructuur in het landschap landen.”
Een van de oorzaken waarom de kloof nog steeds zo groot is, is het feit dat de energie- en ruimtelijke professionals elkaar niet goed kennen en te weinig ontmoeten. En als ze elkaar spreken, ontbreekt het volgens het CRa vaak aan een gemeenschappelijk vocabulaire. “Het is noodzakelijk dat deze disciplines wederzijds begrip voor ieders logica en kennis kweken, een gemeenschappelijke (beeld)taal ontwikkelen en gezamenlijk werken aan toekomstverkenningen. Dat kost tijd en aandacht.”
Urgente opgaven als de energie-infrastructuur en -opwekking, klimaatadaptatie, stikstof en natuur moeten in samenhang worden aangepakt, zo stelt het CRa. Dan ontstaat ook meer draagvlak voor ingrepen die de leefomgeving veranderen. Oefenen en experimenteren met dergelijke deals is volgens de deskundigen hard nodig. En door de nieuwe energiehoofdstructuur die op deze manier kan ontstaan, wordt het voor gebiedsontwikkelaars mogelijk “om te sturen op duurzame en circulaire industrie op veilige locaties in onze kwetsbare delta.”
Lees het volledige rapport op de website van het College van Rijksadviseurs.