De vastgoedsector worstelt met de wettelijke verplichting om voor kantoorpanden volgend jaar een energielabel C te kunnen overleggen. De sector lijkt daarmee niet alleen de kans te missen om een duidelijke ambitie uit te spreken, maar ook om het positieve effect van verduurzaming op de waardering tijdig naar zich toe te trekken.
Vanaf 1 januari 2023 moeten alle kantoren minimaal een energielabel C hebben, een maat voor de energiezuinigheid. Helaas voldoet maar liefst 40 procent van het kantooroppervlak nog niet aan deze eis, terwijl al in 2012 in het Bouwbesluit werd opgenomen dat het energielabel C vanaf volgend jaar de ondergrens zou worden voor bestaande kantoorgebouwen. Hoge investeringen, onduidelijke regelgeving en gebrek aan personeel zijn hier debet aan, al is ook een veelgehoord geluid dat eigenaren erop gokken dat de kans op een boete op korte termijn klein is vanwege een tekort aan handhavers.
Vastgoed is verantwoordelijk voor 40 procent van de totale uitstoot aan CO2 en dus zou de sector haast moeten maken. Het energielabel C is echt de minimale basis voor de transitieopgave waar wij in de gebouwde omgeving tot 2050 voor staan.
De label C-verplichting is in het leven geroepen om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te versnellen. Om de druk erop te houden stuurde Binnenlandse Zaken vorig jaar zomer een informatiebrief uit, en binnenkort kunnen kantooreigenaren nog een brief van de gemeente verwachten. Want een eigenaar die geen energielabel C kan overleggen mag het pand mag vanaf 1 januari 2023 niet meer als kantoor verhuren en riskeert een dwangsom. In het uiterste geval kan een gemeente of provincie een kantoor zelfs helemaal sluiten.
Voor een deel is registreren al voldoende
Het goede nieuws is dat circa 15 procent van de eigenaren gewoon het energielabel C na aanvraag kan krijgen, omdat de gebouwen ook zonder aanpassingen nu al zuinig genoeg zijn. Voor 25 procent van het oppervlak zijn echter nog investeringen nodig om aan de vereisten te voldoen, terwijl de tijd dringt. Het valt daarbij op dat kleinere beleggers achterblijven bij institutionele investeerders. De eerste groep heeft een informatieachterstand over hoe ze hun gebouwen moeten verduurzamen en kampt mogelijk met een gebrek aan financiële middelen. Institutionele investeerders scoren aanmerkelijk beter. Zij hebben veel kennis in huis en worden door hun aandeelhouders ook duidelijk gestuurd richting benchmarks als GRESB. Zij krijgen daarom vaak ook de financiële middelen om de verduurzamingsopgave te realiseren.
Wat ook kan helpen is meer transparantie over de verduurzamingseisen vanuit de zijde van de overheid. Dit kan met regels, maar vooral met het aanleveren van methoden om al de nodige informatie eenduidig te verzamelen en te delen, zodat we allemaal dezelfde taal spreken. Want als ons gedrag transparanter wordt, kunnen wij elkaar daar ook op aanspreken. Dit is misschien wel de belangrijkste versneller.
De achterblijvers laten aanzienlijke kansen liggen als ze op hun handen blijven zitten. Het op tijd voldoen aan het energielabel C biedt namelijk een goede opstap om gelijktijdig een goede strategie voor de komende jaren uit te rollen. Immers, richting 2030 en ook daarna neemt de regelgeving om aan de klimaatdoelen te voldoen alleen maar verder toe. De partijen in de sector moeten het samen doen. Investeerders, huurders en eigenaar-gebruikers moeten er elkaar keer op keer op aanspreken waarom deze transitie zo belangrijk is.
Impact op de waarde van het vastgoed op termijn groot
Bovendien is verduurzaming een belangrijke pijler om de waarde van het vastgoed op termijn te behouden en zelfs te verhogen. Uiteindelijk keert de wal het schip. Het is al lang zo dat kantoren met een beter energielabel veel meer in trek zijn bij kantoorgebruikers. Panden met een energielabel C of slechter worden steeds minder aantrekkelijk, een ontwikkeling die door de huidige hoge prijzen van energie zeker wordt versterkt.
De vastgoedsector legt een groot beslag op onze natuurlijke hulpbronnen, is alom vertegenwoordigd en heeft daarom een belangrijke voorbeeldfunctie. Verdere verduurzaming komt niet alleen de sector zelf direct ten goede, maar is onmisbaar bij het verbeteren van de wereld.