Van een lokale uitzondering naar sleuteltechnologie in de energietransitie. Warmtenetten staan volop in de belangstelling en zullen qua aantal en omvang de komende jaren toenemen als één van de alternatieven voor de warmtevoorziening door aardgas. Vanzelfsprekend heeft de aansluiting op een warmtenet ook invloed op het Energielabel van het daarop aangesloten gebouw. Toch werkt het net iets anders dan bij andere energie-oplossingen.
Een warmtenet in de energieprestatieberekening is een zogenaamde gebiedsmaatregel: een voorziening van buiten het perceel dat invloed heeft op de energieprestatie van het gebouw. In principe valt elke vorm van warmtelevering onder het zelfde principe, onafhankelijk van de omvang van het warmtenet of de bron van de warmte. Voor oudere collectieve installaties voor meer dan één gebouw kan onder voorwaarden een uitzondering van toepassing zijn, maar dat valt buiten de scope van dit artikel.
Principe Energielabel
Het Energielabel van gebouwen is de aanduiding van de energetische kwaliteit van een gebouw. Deze is gebaseerd op het berekende jaarlijkse gebouwgebonden gebruik van primaire fossiele energie, onder genormeerd gebruik en bij genormeerde omstandigheden. De parameter waarop het Energielabel is gebaseerd is EP2 (zelfde als het BENG-2-getal) volgens NTA 8800, ofwel het primair fossiel energiegebruik in kWh/m2.jr. Een hele omschrijving om duidelijk te maken dat het Energielabel geen rechtstreekse relatie heeft met het werkelijk energiegebruik. Dat gaat immers om alle energiegebruik in een specifieke omstandigheid op een specifieke locatie, dus inclusief het gebruiksgebonden deel en inclusief eventuele inzet van hernieuwbare energie. Anders gezegd, het Energielabel is een benchmark: zeer geschikt om gebouwen onderling te vergelijken, niet geschikt om het energiegebruik uit af te leiden.
Energielabel bij warmtenet
Bij aanwezigheid van een warmtenet wordt het Energielabel net even iets anders berekend, waarbij het ook van belang is of het een woonfunctie betreft of niet. Bij woonfuncties wordt het Energielabel bij aansluiting op een externe warmtelevering namelijk bepaald op basis van een forfaitair rendement van een warmtenet. De aanduiding van de parameter is EP2-EMGforf , en in NTA 8800 is de formele aanduiding EwePTot;EMGfor; deze wordt net als de standaard EP2 uitgedrukt in kWh/m2.jr. Dit geldt overigens uitsluitend voor het Energielabel. Voor toetsing aan de nieuwbouweisen (BENG-eisen) bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt het werkelijke rendement van het warmtenet betrokken. Deze is bepaald volgens Bijlage P van NTA 8800 en wordt vastgelegd in een door Bureau CRG goedgekeurde kwaliteitsverklaring. In NTA 8800 is dan ook aangegeven dat de EP2-berekening tweemaal moet worden uitgevoerd. Beide waarden van EP2 worden berekend in de NTA 8800-software.
Bij utiliteitsbouw (met uitzondering van vakantiewoningen) wordt het Energielabel bepaald volgens de standaard-EP2 en weegt het rendement van het warmtenet wel mee voor het label.
Nieuwbouw met nieuw warmtenet
De hiervoor genoemde werkwijze veronderstelt dat er een BCRG-goedgekeurde kwaliteitsverklaring beschikbaar is. Bij bestaande warmtenetten is dat over het algemeen het geval, of kan het anders zonder veel problemen verzorgd worden. Anders is dat wanneer een nieuw warmtenet gerealiseerd wordt, wat in het kader van de energietransitie in toenemende mate voor komt. Dat levert met name een knelpunt op als dit net mede bedoeld is voor nieuwbouw, waarvoor een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend voordat het warmtenet gerealiseerd is. In dat geval zijn namelijk de precieze specificaties van het warmtenet nog onvoldoende bekend en kan er nog geen kwaliteitsverklaring worden afgegeven.
Er zijn (bij nieuwbouw) twee momenten waar een label gevraagd wordt: ten eerste bij de aanvraag omgevingsvergunning (voorlopig label) en vervolgens bij oplevering (definitief label). Er is bij oplevering immers sprake van overdracht van vastgoed. Een kwaliteitsverklaring voor een warmtenet leidt tot verbetering van de EP2. Zonder zo’n kwaliteitsverklaring is het moeilijker om aan de BENG-eisen te kunnen voldoen. Daarmee lijkt het dat het ontbreken van een kwaliteitsverklaring de realisatie van nieuwbouw met een nieuw warmtenet blokkeert, terwijl dit uit oogpunt van efficiëntie, CO2-uitstoot en investeringsbedragen wel gewenst kan zijn. Er zijn zelfs projecten bekend waarbij door het ontbreken van een kwaliteitsverklaring uiteindelijk is afgezien van een warmtenet voor de betreffende locatie, maar er individuele warmtepompen per appartement zijn geplaatst.
De vraag is of het nog ontbreken van die kwaliteitsverklaring daarvoor op zichzelf voldoende aanleiding is. Bij de aanvraag omgevingsvergunning kan er namelijk met een beroep op gelijkwaardigheid afgeweken worden van resultaten van een (officieel geregistreerd) voorlopig label, als daarvoor voldoende bewijsmateriaal (bijvoorbeeld een eigen rendementsberekening) wordt overlegd. Dit is ter beoordeling van de gemeente of omgevingsdienst in haar rol als ‘bevoegd gezag’. Voor een definitief Energielabel is een goedgekeurde kwaliteitsverklaring in elk geval vereist, althans voor een utiliteitsproject.
Consequenties van forfaitair rendement
Bij oplevering maakt de EP-adviseur een berekening op basis van een opname van het gerealiseerde gebouw en van de beschikbare bewijsstukken. Als een BCRG-goedgekeurde kwaliteitsverklaring ontbreekt, valt hij terug op forfaitaire waarden. Die zullen op onderdelen (EP2, EP3) vaak ongunstiger zijn dan de BENG-eisen. Bij oplevering van het gebouw is op basis van het BEG (Besluit Energietransitie Gebouwde omgeving) een definitief Energielabel verplicht. Op basis daarvan kan ook worden gecontroleerd of er aan de BENG-eisen wordt voldaan. In de praktijk wordt er echter bij registratie van het definitieve label (bij oplevering) niet meer door de gemeente gecontroleerd of aan de BENG-eisen wordt voldaan. In het stelsel onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) gaat dat veranderen: dan is het moment van opleveren relevant om formeel vast te stellen dat aan alle eisen uit de bouwregelgeving wordt voldaan.
Bij realisatie van woningen ontstaat er door het voorgeschreven gebruik van het forfaitaire rendement sowieso een uitkomst waarbij de indruk kan ontstaan dat niet voldaan wordt aan de nieuwbouweisen. Of dit consequenties heeft, hangt mede af van het type opdrachtgever. Voor woningcorporaties en andere verhuurders in de gereguleerde huursector heeft dit een beperkte betekenis; voor het WWS (WoningWaarderingsStelsel, ofwel de ‘huurpunten’) is er geen onderscheid meer boven Energielabel A++. Wat bij corporaties nog wel kan spelen is het voldoen aan kwaliteitsafspraken ten aanzien van de energieprestatie met bijvoorbeeld de gemeente; dan kan wel de ‘echte’ EP2 (dus met kwaliteitsverklaring) van belang zijn.
Voor particuliere kopers kan bij oplevering van nieuwbouw wel een onduidelijkheid ontstaan. Zij krijgen een document waaruit lijkt te kunnen worden afgelezen dat de woning niet aan de nieuwbouw-eisen voldoet. Juridische stappen zijn dan niet uit te sluiten; de uitkomst daarvan is ongewis; hier is nog geen jurisprudentie over.
Warmtenet en Energielabel, even opletten
In dit artikel is toegelicht wat de bijzonderheden zijn bij het opstellen van het Energielabel bij aanwezigheid van een warmtenet. Met name bij de realisatie van nieuwbouw in combinatie met een nieuw warmtenet zijn er aandachtspunten. Met de nodige kennis van zaken en eventueel een beroep op gelijkwaardigheid bij beoordeling van de aanvraag van een omgevingsvergunning lijken deze goed oplosbaar.
www.nen.nl